De meeste landbouwfamilies investeren het grootste deel van hun vermogen in de bedrijfsgebouwen van hun hoeve en landbouwgronden. Wanneer dan de tijd rijp is om de exploitatie over te dragen aan de volgende generatie en het gezin van de landbouwer telt meerdere kinderen – waarvan meestal één opvolger en de anderen geen landbouwers zijn – stelt zich vaak het probleem van een gelijke verdeling tussen de kinderen zonder de continuïteit van de landbouwexploitatie in het gedrang te brengen. Het is algemeen geweten dat dit toch in vele landbouwfamilies een heikel probleem is. Dat hoeft echter geenszins het geval te zijn nu er een aantal middelen voorhanden zijn die de overdracht van een landbouwonderneming aan de volgende generatie faciliteren.
De overdracht van de familiale landbouwonderneming
In het Vlaams Gewest geldt een bijzondere regeling voor overdrachten van familiale (landbouw)ondernemingen. De bedoeling ervan is om bedrijfsleiders actief aan te zetten om tijdens hun leven reeds na te denken over hun opvolging. Om dit te stimuleren bestaat er een vrijstelling van schenkbelasting voor het schenken van een familiale onderneming (of vennootschap).
De voorwaarden die gelden om van deze vrijstelling te kunnen genieten zijn de volgende:
- Familiaal karakter van de onderneming, d.i. deze wordt door de schenker en/of zijn partner geëxploiteerd tot op de dag van de schenking;
- De schenker moet de goederen beroepsmatig geïnvesteerd hebben, of indien het een vennootschap betreft moet hij/zij minstens 50% van de aandelen in volle eigendom bezitten;
- Onroerende goederen hoofdzakelijk voor bewoning aangewend vallen niet onder de vrijstelling.
In het geval van landbouwondernemingen zal de vrijstelling dus gelden voor de landbouwgronden en de bedrijfsgebouwen in eigendom, maar ook voor de roerende investeringen zoals machines, de voorraden, vee, enz. De bedrijfswoning valt buiten het toepassingsgebied van de vrijstelling en de schenking ervan zal onderworpen zijn aan de normale (progressieve) tarieven van de schenkbelasting.
Om te kunnen blijven genieten van de vrijstelling zal gedurende een periode van 3 jaar na de schenking de exploitatie van de onderneming moeten verder gezet worden en mogen de geschonken onroerende goederen niet hoofdzakelijk tot bewoning worden (her)bestemd. De activiteit van de onderneming dient niet noodzakelijk door de schenker zelf te worden voortgezet. Dit kan evenzeer door (een van) de begiftigde(n) gebeuren, of zelfs door een derde.
De schenkbelasting m.b.t. de niet-bedrijfsmatige onroerende goederen
De niet-bedrijfsmatige onroerende goederen – bv. de bedrijfswoning of verpachte gronden – zijn onderworpen aan de (progressieve) tarieven van de schenkbelasting. Voor schenkingen aan afstammelingen in rechte lijn en tussen partners zijn de volgende tarieven van toepassing.
Belastingsschijven | Tarief |
€0 – €150.000 | 3% |
€150.000 – €250.000 | 9% |
€250.000 – €450.000 | 18% |
> €450.000 | 27% |
In de relatie tussen ouders en kinderen worden de tarieven apart toegepast per schenker en per begiftigde. Hoe dan ook toont de bovenvermelde tabel het belang van de onder punt 1 besproken vijstellingsregeling aan.
Een courant gebruikte techniek om de schenkbelasting m.b.t. niet-bedrijfsmatige goederen te reduceren is om een schenking niet in eenmaal door te voeren, maar deze te spreiden met telkens tussenperiodes van 3 jaar en alzo de progressiviteit van de tarieven te breken. Meest ideaal worden dan telkens waardes van maximaal 150.000 EUR per schenker en per begiftigde geschonken. Aldus genieten alle schenkingen van het laagste tarief van 3%.
De roerende schenkingen
Het (vlak) tarief van de schenkbelasting m.b.t. de schenking van roerende goederen aan afstammelingen in rechte lijn en tussen partners bedraagt 3%. Deze techniek komt ter sprake wanneer de opbrengst van de verkoop van de hoevebekleding (meestal gefinancierd door de overnemer met een lening met VLIF-steun) nadien in de planning wordt betrokken door deze (al dan niet deels) te schenken aan de kinderen die geen landbouwer zijn.
De schenkbelasting kan zelfs geheel worden vermeden door het verrichten van een bankgift. Voorwaarde voor de vrijstelling is dat de schenker na de schenking nog drie jaar in leven blijft. Indien dit onverhoopt niet het geval zou zijn, zal de geschonken som terug bij de nalatenschap worden gevoegd voor het berekenen van de erfbelasting, en wel aan de progressieve tarieven. Dit risico kan desgewenst worden verzekerd.
De (verlaagde) tarieven in de erfbelasting
Indien een bedrijfsleider overlijdt vooraleer hij kon schenken, is over de waarde van de familiale onderneming erfbelasting verschuldigd aan het (vlak) tarief van in principe 3%.
De voorwaarden voor de toepassing van dit tarief zijn dezelfde als deze voor de schenkbelasting (zie punt 1). Indien dus de overledene geen actief landbouwer meer was, dan is zijn nalatenschap onderworpen aan de progressieve tarieven van de erfbelasting. Voor afstammelingen in rechte lijn en tussen partners zijn dat de volgende:
Belastingsschijven | Tarief |
€0 – €50.000 | 3% |
€50.000 – €250.000 | 9% |
> €250.000 | 27% |
Deze tarieven zijn merkelijk hoger dan de schenkbelasting. Zelfs al moge het een troost wezen dat de vererving van de gezinswoning door de overlevende partner is vrijgesteld van erfbelasting, het verschil met de vrijstelling van schenkbelasting bij overdracht van een familiale onderneming is (meer dan) wezenlijk. Het is dus zaak om de planning ter zake tijdig aan te vatten!
Andere formaliteiten
Naast de fiscale aspecten, dienen nog andere zaken te worden geregeld om de overdracht feilloos te laten verlopen. Men denke daarbij o.m. aan de bescherming van de pacht- of andere inkomsten van de schenkers, de overdracht van de pachtrechten m.b.t. gepachte gronden, de overdracht van omgevingsvergunningen, enz. Alsook eventueel het opmaken van een maatschapsovereenkomst in het geval de bedrijfsoverdracht gefaseerd zou verlopen.